“Heeft u weleens eerder een MRI gehad?”, vroeg de dame in het wit aan mij, terwijl ze me naar de koele ziekenhuis ruimte begeleidde waar de grote en logge cylindervormige machine stond.
“Ja hoor”, zei ik nonchalant, terwijl ik vlug groef in het verleden van m’n gedachten om te polsen of dit destijds allemaal wel zo prettig was geweest. Het vermoeden bleek aan te sluiten bij de vraag en die paar keer dat ik een MRI had ondergaan was er niets bijzonders gebeurd. Ik werd in die buis geschoven, van m’n benen tot aan m’n middel of borst. Moest dan stil blijven liggen en een hoop lawaai aanhoren, aangezien de techniek van weleer klaarblijkelijk wel visuele plakjes van m’n lichaam kon maken, maar dit vooralsnog niet zonder een hoop kabaal voor elkaar keeg.
Ik merkte op dat de zuster nog steeds aan het praten was en moest tot de conclusie komen dat ik een groot deel van het verhaal simpelweg niet had meegekregen, omdat ik onbewust weer eens prioriteit had gegeven aan mijn eigen gedachtestroom, maar knikte desondanks instemmend mee op het verhaal wat ze vertelde en maakte daarbij wat binnensmondse geluiden welke als beter ‘hummen’ beschreven kunnen worden om mijn non-verbaal instemmende signalen kracht bij te zetten.
De context van het verhaal werd me uiteindelijk duidelijk.
Ik zou gaan liggen, een koptelefoon op krijgen met muziek (ik koos voor 538, want heb niks met 3FM), en zou daar voor een periode van 15 minuten moeten liggen, terwijl er een scan van mijn hoofd gemaakt zou worden.
…
…
…
Wacht eens even. Mijn hoofd. Dat was hetgeen wat er anders was dan de vorige keer. Ik zou dit keer niet met mijn benen de donderbuis in worden geschoven, maar nu zou mijn hoofd als eerst gaan.
Check check dubbelcheck om te kijken of ik een ander gevoel krijg bij het idee wat ik van de MRI had en of zodoende mijn gevoel erbij zou veranderen.
Neen?
Ok, kom maar op dan.
Aan de hand van de aanwijzingen van de zuster nam ik plaats op het plateau wat voor me klaar stond. Ik ging liggen en kreeg de koptelefoon op.
“Even niet bewegen”, klonk haar vertrouwde stem.
“Dan kan ik deze kap erop zetten”, zei ze, terwijl ze een plastieken kap van achter haar pakte en over mijn hoofd en gezicht plaatste. Het was alsof ze een kussen op m’n gezicht drukte en van plan was me te willen vermoorden. Het zweet brak me aan alle kanten uit en mijn eerder nog rustgevende gedachten trokken zich terug als een leger wat zijn meerdere had gevonden. De eerder nog aanwezige redelijkheid maakte plaats voor de gebroeders ‘angst en paniek’ wat zich uitte in de woorden:
“Haal eraf, haal eraf!”
De kap werd van m’n gezicht gehaald en ik sprong als een doorgewinterde turnkampioen van de tafel op de grond zonder enige hoop op een goede beoordeling van de niet aanwezige jury.
“Wat was dat dan?”, vroeg ik aan de onverwachts niet verbaasde zuster.
“Ja, die kap moet erop anders kunnen we de MRI niet doen. Dat hoort erbij. Ik weet dat het vervelend is, want bijna iedereen vindt het vaak toch wel een beetje eng”, zei ze.
Mijn gedachten kregen weer moed en leken de strijd weer aan te durven met de emoties.
Ze heeft het over bijna iedereen, maar dat is dus niet allemaal. Er zijn schijnbaar mensen die gaan liggen en het gewoon kunnen ondergaan.
“Maar als zij het kunnen, dan kun jij het zeker, Chris”, sprak ik mijzelf toe.
Ok.
Wat vond je eng?
Het zien van de kap en de bevestiging van je gevoel daarbij.
Wat nou als je het visuele element weghaalt en het concept ‘wat niet weet wat niet deert’ toepast?
Dan hoef je enkel maar je ogen dicht te doen en voor 15 minuten dicht te houden.
Dat is wel te doen toch?
Tuurlijk is dat te doen.
“Laten we dit maar doen”, zei ik tegen de zuster. “Sorry van daarnet, maar het viel me wat rauw op m’n dak.” De zuster lachte vriendelijk. Wachtte totdat ik weer plaatsnam, gaf mij de koptelefoon welke ik opzette, zag dat ik mijn ogen sloot en zette toen naar vermoeden de kap over mijn hoofd. Ze gaf me een knop in mijn hand en hoorde haar zeggen dat ik op de knop moest drukken als er een noodsituatie zou zijn. Het was even stil en hoorde toen door de koptelefoon dezelfde stem zeggen: “We gaan je nu in de MRI schuiven.”
De tafel waarop ik lag kwam in beweging. Mijn ogen waren nog steeds dicht en de muziek van 538 verving de stem van de zuster.
Ik bewoog naar boven en bleef rustig liggen en zag niks omdat mijn ogen nog steeds gesloten waren. Het ging gestaag en alles was ok, totdat ik voelde hoe beide schouders te breed bleken te zijn voor de buis en ik me zodoende meer dan bewust werd van deze wetenschappelijke grafkist, omdat de randen ervan mijn schouders naar binnen begonnen te drukken.
Ik opende mijn ogen en zag alles wat ik juist niet had willen zien. Het was niet alleen de kap, maar ook de binnenkant van de buis die zich maar op een paar centimeter van mijn neus bevond. Alle adem werd me in één keer ontnomen en stikken, verzuipen en levend begraven worden, waren het onvermijdelijke voorgerecht, hoofdgerecht en dessert waarvoor ik nietsvermoedend gereserveerd bleek te hebben.
Van 0 tot 100 was er totale chaos en werd paniek gebombardeerd tot mijn enige raadgever. Ik drukte op de knop en terwijl ik schreeuwde:
“Haal me eruit, Haal Me Eruit, HAAL ME ERUIT!!”, veranderde het drukken in hard rammen en begonnen mijn vingers hierop pijn te doen.
Ik was bezig om dood te gaan en niemand die het wat leek te interesseren. Seconden leken uren te duren en de overmacht van de overweldigende paniek leek bezit te hebben gemaakt van mijn complete lichaam.
Ik voelde hoe de tafel weer in beweging kwam en zich naar beneden bewoog. Toen ik genoeg ruimte had trok ik de kap van mijn gezicht, sprong ik van de tafel, hoorde de koptelefoon op de grond vallen en bewoog ik mij met snelle tred richting de muur.
“Wat de godverdomme was dat dan?”, riep ik tegen de zuster. “Ik dacht dat ik doodging!”
“Geloof me”, zei de zuster op rustige toon, “je bent echt de enige niet, want dit gebeurt bijna altijd en je reactie is begrijpelijk. Je hoeft het vandaag niet te doen. We kunnen nu ook stoppen, zodat je eerst een afspraak maakt bij de dokter en daar rustgevende medicatie krijgt. Dan kom je met een paar weken gewoon weer terug en proberen we het nog een keer.”
Haar woorden drongen tot me door en het besef dat ik nu een aantal weken zou moeten leven met het idee dat het ik nog een keer zoiets moest meemaken, zonder dat ik wist of ik überhaupt wel succes zou boeken, was geen optie voor mij.
Mogelijk is niet wat je kunt, maar wat je wilt, Chris. Mooie woorden die je meer dan eens verkondigt naar andere mensen, dus wellicht dat dit een mooie gelegenheid is om de daad bij het woord te voegen.
“Practice what you preach”, hoorde ik zachtjes tegen mijzelf zeggen.
Ik ging rechtop staan, kwam uit mijn gedachten en keek haar aan. “Wachten is simpelweg geen optie voor mij, maar als je me een paar minuten geeft dan zorg ik dat je de scan gewoon kan maken”, zei ik tegen de zuster.
Ze gaf aan dat ze me even de tijd zou geven en bood me tevens een optie aan waarbij er een spiegel zou worden bevestigd op de bestaande kap, zodat ik via de buis naar buiten kon kijken. Ik gaf aan dat ik dat wel wilde en keerde terug naar mijn gedachten, waar ik nog wat had op te lossen.
De conversatie met mijzelf begon:
Wat gebeurt er nu daadwerkelijk?
Ik lig op een tafel. Krijg een kap over mijn hoofd en word in een buis geschoven welke te klein blijkt te zijn voor mijn uit de kluiten gegroeide schoudermassa.
Ik denk dat ik stik, verzuip en begraven zal worden, maar gebeurt dit ook daadwerkelijk?
Neen. Dit gebeurt niet.
Waar komt dat idee vandaan dan?
Uit mijn kop.
Maar als dit idee in mijn kop ontstaat, betekent het dat het een gedachte is die ik zelf creëer.
Als het iets is wat ikzelf gecreëerd heb, betekent het dat ik er ook zelf invloed op kan uitoefenen.
Als ik er zelf invloed op uit kan oefenen, betekent het dat ik het dus zelf kan sturen, wat weer betekent dat ik er dus van kan maken wat ik wil en dus de volledige controle heb en zelf bepaal welke gedachten ik de toegang verleen.
Dus zo ga je het doen?
Ja, zo ga ik het doen.
Chaos verdween als sneeuw voor de zon.
Paniek trad af als raadgever. En rust en kalmte kwamen terug van hun korte vakantie.
Ik voelde me ontspannen en voelde dat ik er klaar voor was.“Ik ben zover”, riep ik tegen die zuster die in de observatieruimte met haar collega in gesprek was.
De zuster kwam de ruimte binnen en zei dat ik weer op de tafel mocht gaan liggen. Ik volgde haar aanwijzing en wist dat ik op mijzelf kon vertrouwen. Dat besef gaf erkenning aan de rust die ik vlak daarvoor al had ervaren. Ik lag op de tafel en kreeg de koptelefoon. De paniekknop in mijn hand en de kap ging weer over mijn hoofd. Mijn ogen hield ik open en de angst bleef uit.
De zuster verliet de ruimte en weer hoorde ik hoe haar stem mij toesprak via de koptelefoon welke uitleg gaf aan het gegeven dat ik weer in beweging zou gaan komen. De tafel bewoog en ik voelde en zag hoe deze zich richting de buis bewoog. De koude en emotieloze randen van de buis kwamen tegen mijn schouders en ik ervaarde hoe ik dieper de buis inschoof. Na mijn schouders werden ook mijn armen tegen de binnenkant van de buis gedrukt. Ik raakte steeds meer verwijderd van de opening, maar kon via de spiegel naar buiten kijken. Ik voelde hoe de gebroeders chaos en paniek aan de voordeur stonden de kloppen met de vraag of ze alsjeblieft deel uit mochten maken van dit spektakel, maar ik negeerde ze nu en focuste me niet langer op hun verlangen maar op mijzelf en richtte me op hetgeen wat ik wel wilde. Rust.
De muziek van de radio werd een onbewuste leidraad en het gestommel van het kloppen op de deur werd verbannen tot vergetelheid.
Een zelfgekozen sereniteit nam bezit van me.
…
…
…
…
…
…
…
…
“Mijnheer. De 15 minuten zitten erop, hoor. U bent klaar”, sprak de inmiddels vertrouwde stem door de koptelefoon.
-Mogelijk is niet wat je kunt, maar wat je wilt-