Van Apeldoorn naar Almelo. Dat was de rit.
Een 45 minuten durend kut epiloog, als ik niemand, dmv mijn onbeperkte bundel, zou kunnen charteren voor een zogenoemd: ‘goed gesprek’.
Alvorens ik de snelweg opging gaf ik navolging aan het voornemen om mijn lichaam te voorzien van een antwoord op het hunkerende verlangen naar een Colaatje Light … Coca Cola Light welteverstaan.
Toen ik bij het laatste gangbare tankstation mijn (vol flair en gepaste overgave) uittrede deed vanuit mijn met airco geïntegreerde, automatische bolide, viel mijn oog op een overduidelijk ‘lifters’ stelletje (afgaand op hun bosje, met steden beschreven, kartonnen pamfletten en grote smoezelige rugtassen), welke werden belaagd door de schelle kreten van de kleine, pezige, maar verbaal niet minder indrukwekkende pomphoudersvrouw: “Jullie moeten weg hier, ik wil dat hier niet. Weg, weg, weg en ga maar ergens anders naartoe,” schreeuwde ze, terwijl ze wild met haar knokige vingers richting de straat gebaarde.
Ik voelde me goed. Ik voelde me ontspannen. Ik voelde een mogelijkheid tot een goede daad, maar nog meer de kans op een goed gesprek.
“Waar moeten jullie naartoe?”, vroeg ik terwijl ik naar de bordjes wees.
“Hengelo”, zei het meisje.
“Ok, ik breng jullie wel tot Almelo.”
In je eentje drinken is niet alleen onbeschoft, maar zorgt er ook voor dat ik minder van mijn Cola Light geniet, als er twee dorstige types snakkend richting mijn persoon kijken, als ik drinkend achter het stuur zit … ongeacht of ik ze al van een gratis rit voorzie, voelt dat niet goed.
Zodoende:
“Wat willen jullie drinken?”, terwijl ik naar binnen wees en de internationale drink beweging maakte van de draaiende pols, aangezien ik niet zeker wist of mijn woorden het getetter van de nog steeds verbaal aanwezige pomphoudersvrouw zouden overstemmen.
De combinatie van visueel en auditief leken hun doel te bereiken: “Red Bull,” was de respons van de jongen dit keer.
Zodra ik een voet binnen zette leek ik in een oase van rust terecht te komen. De airco stond aan en het gekrijs van de kraai veranderde in het gezang van een nachtegaal:
“Wat kan ik voor u doen mijnheer?”
“Last van de lifters, mevrouw?”
“Ja, wat een vreselijke types, ik wil dat hier echt niet hebben bij de zaak”, was haar respons.
“Geen probleem, hoor. Ik neem ze wel voor u mee”, waren mijn woorden terwijl ik de inmiddels verzamelde drankjes op de balie zette.
“Dank u wel, daar ben ik erg blij mee”, zei ze en een oprechte glimlach streek over haar gerimpelde en reeds bezwaarde gezicht.
“Karma will be gentle today. I can feel it”, ging er ongewild door mijn hoofd. En ik voelde dat het goed was.
Ik liep naar buiten en hielp het stelletje de tassen achterin de auto te leggen. Gaf ze een hand, stelde me netjes voor, zoals mijn moeder mij dat nog had geleerd. Liet ze instappen, zorgde dat de stoelen goed stonden, zodat beide lifters genoeg beenruimte hadden, overhandigde ze allebei een ijskoud en veelste duur blikje Red Bull, een grote glimlach verscheen er op mijn gezicht, want het voelde allemaal zo juist, zo goed en zo positief, gordeltje om, auto aan en rijden maar …
“So, where do you come from?”
Mijn oog gaat van het meisje wat achterin zit naar de jongen naast me en terug.
….
….
Mijn glimlach verflauwt wat, terwijl ze me beiden wat ongemakkelijk aankijken.
(Ah … Misschien niet goed verstaan, wat natuurlijk kan met mijn accent).
Poging nummer 2:
“So, where do you come from?”
….
….
Het meisje kijkt me nog steeds aan, maar dit keer komt er beweging in haar getuite lipjes vol ongeloof: “Sorry, no english.”
….
….
….
….
….
….
….
….
….
….
FUCK YOU KARMA!