-Homowater-

“Ga maar bij de marine Chris. Dat is goed voor je ontwikkeling”.
Ik hoor het mijn moeder nog zo zeggen.

Het was 1997.
Ik was 18 jaar oud.
Een paar maanden daarvoor was mijn eerste dag bij de Koninklijke Marine een feitelijkheid geworden.
Mijn opleiding tot Odops zat er inmiddels op en ik werd naar mijn eerste bootje gestuurd.
Ik stond aan de voet van de wereld welke van mij een ‘man’ zou gaan maken.
Met ongepaste ijver en gepaste onzekerheid zocht ik op deze plek naar mijn positie binnen een onmiskenbare mannenwereld.
Een enorm wiegend metalen gevaarte welke voor de maanden erop mijn ‘thuis’ zou zijn.

10:00:
Tijd voor een kop thee wat in de maritieme volksmond ook wel als ‘homowater’ werd aangeduid.
Ik kwam in het manschappen verblijf, welke tot mijn verbazing overvol was, en vernam dat er schijnbaar iets van gedeelde interesse op de televisie te zien was.
Ik voorzag mijzelf van een wit stenen mok Earl Grey, deed er wat suiker in en ging tussen mijn medematrozen zitten, om te zien waar deze onverdeelde aandacht zo op toegespitst was.

Terwijl ik al roerend naar het scherm keek, hoorde ik mijzelf denken:
“Waarom zitten al die mensen toch onder de modder?”

Ik nam een slok van mijn, te zoete, homowater, nam het beeld nog eens goed in mij op en zag toen hoe twee grote handen het zitvlak van een ander opentrokken en er een buitenproportionele hoeveelheid stront in de mond en op het gezicht van een 3e persoon neerkwam.

Ik keek nog eens naar mijn thee en kwam tot de conclusie dat het niet te zuipen was.

“Ga maar bij de marine Chris. Dat is goed voor je ontwikkeling”.
Ik hoor het mijn moeder nog zo zeggen.

-I Did It My Way-

 

“Maar eh, dan heb je er ook wel een spuitje inzitten of niet?”

De standaard opmerking binnen de eerste minuut, nadat het semi geïnteresseerde gesprek over mijn fysiek weer begonnen is.

Ik zal je wat uitleggen:
Ik beoefen deze sport nu ruim 20 jaar.
Daarvoor was ik 14 jaar wedstrijdzwemmer.
Deed jaren aan Kickboxen en Crossfit, maar deed het altijd naast en ter ondersteuning van fitness.
Train 6x per week in 3 verschillende sportscholen.
Zit 1x per week 2 uur in de auto voor een training van een uur.
Er zitten jaren tussen waarbij ik 4 uur per dag trainde (zwemmen, krachttraining en cardio).
6 dagen in de week eet ik 6x per dag dezelfde maaltijden.
Ik klaag niet als mensen lasagne, pannenkoeken of een vette hap zitten eten, terwijl ik ernaast zit.
Als het nodig is kook ik het zelfs met liefde voor je, om daarna m’n tupperware tevoorschijn te toveren.
Ik heb gescholden, gevloekt, gehuild en gekotst terwijl ik door mentale en fysieke blokkades ging.
Ik zag mijn fysiotherapeut, manueeltherapeut en thaise masochistische masseuse meer dan mijn eigen vrienden.
Ik heb de meest denkbare blessures wel gehad, doordat ik mijn ego boven mijn techniek plaatste.
Ik heb geleerd om tegenslagen als springplank te gebruiken en door te gaan, terwijl alles in mijn lichaam schreeuwde om te stoppen.
Ik heb geleerd om te gaan met de vooroordelen die ik dagelijks direct en indirect om de oren krijg (in dit grote lichaam zit ook maar een mens).
Doordat ik psychologie en NLP (Neuro Linguïstisch Programmeren) heb gestudeerd, ben ik in staat geweest om mijn emoties en gedachten zo te structureren en programmeren dat ik een ijzersterke mentale fundering heb gecreëerd om door de zwaarste fysieke opgaves heen te gaan.
Om anderen te helpen heb ik een boek geschreven welke uitleg geeft hoe om te gaan met mentale blokkades tijdens een dieet.

En hier sta ik dan.

Na jaren van aanpassen, afzien en finetuning heb ik alle gekozen en niet gekozen tegenslagen doorstaan.

40 jaar .. en in mijn beste shape ever.

Dus als jij aan mij vraagt of ik er een ‘spuitje’ in heb zitten ben je simpelweg niet geïnteresseerd in mijn verhaal.
Dan ben je hooguit op zoek naar een argument voor zelfrechtvaardiging.
In dat geval kun je het gesprek beter beginnen met: “lekker weertje of niet?”

Sportmensen verdienen namelijk meer erkenning dan alleen afgunst.

 

 

-Bootsjunge-

Het betrof een zondag ochtend toen ik me stond te douchen aan boord van één van Harer Majesteits Schepen.
Ik was 18 jaar en had nog nooit een vrouwenlichaam mogen behagen.
Niet op de manier zoals mijn moeder dat op onhandige manier had geprobeerd uiteen te zetten, noch op een manier waarop de plakkerige lectuur op de manschappen toiletten uitleg gaven.
Met andere woorden: ik was nog maagd!

Ik hoorde dat de enige douche-cabine naast mij bezet was, maar zoals zo vaak bleef desbetreffende persoon onbekend tenzij je elkaar toevallig trof bij een tegelijkertijd nakend naar buiten treden.
Deze dag was het echter anders…

Ik weet niet wat mij meer verbaasde op het moment dat mijn douchgordijn bruut door de rails schoof.
Het zien van de bootsman in onze manschappen douche, de bevestiging dat hij die 2e ‘onbekende’ was geweest in de cabine naast mij, of het semi harde geslachtsapparaat welke duidelijk zichtbaar was ondanks de overdaad aan lang gekrulde lichaamsbeharing.
Afgezien van het feit dat hij een ware zeeman was, leken zijn ogen niet zo goed bestand tegen het dauw van de douchedamp, waardoor hij wat knipperend voor zich uit tuurde.
Toen zijn ogen de mijne vonden keek hij me aan met een vreemde blik en de daaropvolgende stilte duurde langer dan comfortabel was.
Zijn handen hield hij tegen elkaar als een kommetje en toen ik nog eens goed keek zag ik dat dit kommetje gevuld was met een verbazingwekkende hoeveelheid wit slijmerig teelvocht.

“Weet je wat het is jongen”, sprak hij op een stevige toon, waardoor ik opschrok uit een erbarmelijke fascinatie van zijn nadrukkelijke presentatie.
“Je kan het wel wegspoelen, maar voor hetzelfde geld is het een directeurtje of een officiertje. Dus ehhhhh…”

En terwijl hij dit zei zag ik hoe hij de menselijke kom naar zijn mond bracht en het geheel met een luid geslurp naar binnen werkte.
Toen de kleine oogjes de mijne weer ontmoette keek hij me aan met bolle wangen aan, sperde zijn ogen wagenwijd en slikte het geheel door.

Een volmaakte glimlach verscheen er daarna op zijn gezicht, hij trok mijn gordijn met hetzelfde geweld weer dicht en ik hoorde hem hardop lachend weer naar de cabine vertrekken waar hij zich in eerste instantie helemaal niet hoorde te douchen.

-Station-

“Wat vind je nou van die toestanden van mij?”

De man, welke duidelijk een psychiatrische inrichting als tijdelijk logeer adres had, keek mij vragend aan.

Kort daarvoor was ik met hem het gesprek aangegaan, omdat er naast hem niemand anders op het koud metalen stations bankje zat en ik het ongepast en zelfs ongezellig vond om zijn verbale toenadering onbeantwoord te laten.
Maar toen de waterval van een klagend vocabulaire begon te stromen, dwaalden mijn gedachten al snel af naar een volledig nutteloos gedachtengoed, omdat dat nu eenmaal snel gebeurd als mijn oren teveel ongevraagde info krijgen.

Ik werd ruw opgeschrikt met het stellen van zijn vraag en wist dat er inmiddels onbewust best wat tijd was verstreken en moest concluderen dat ik werkelijk waar geen idee had op welke ‘toestanden’ de groezelig uitziende man met een ietwat penetrante lichaamsgeur doelde.

“Fuck… en nu?” bedacht ik mij in een honderdste van een seconde, terwijl zijn hunkerende blik naar een goed onderbouwd antwoord voor een steeds ongemakkelijker gevoel begon te zorgen.



“Nou”, sprak ik op een gespeeld zelfverzekerde toon.



“Wat vind je er zelf eigenlijk van?”

-Linguïstische Parels-

-Bij de bloedpoli van het ziekenhuis-

“Dus ik hoef geen bloed meer te prikken?” vroeg ik aan de baliemedewerkster die vlak daarvoor mijn rijkelijk gevulde plastic cup met goudgeel ochtenddauw in ontvangst had genomen.
“Nee hoor, het afgeven van je buikgejank was voldoende”, sprak ze met opvallend zakelijke toon.

(soms is er klaarblijkelijk maar één woord nodig om mijn hele dag goed te maken).

-The Scott Monument-

Na drie dagen van Schotse neerslag bleek de 4e dag een resultaat te geven wat buiten de gestelde verwachting lag.
De onvoorziene zonnestralen maakte dat ik zonder jas kon lopen, maar ook dat ik baalde van het feit dat ik m’n Ray-ban, die al dagen zonder enig toepasbaar nut in m’n koffer had gelegen, nu buiten direct handbereik in een veelste dure opslagruimte van het Waverley-station bevond.

We waren in Edinburgh en zouden die middag met het vliegtuig weer naar Nederland vertrekken.

Princess Street kende een overvloed aan winkels, maar deze aangeboden abundantie zorgde per direct dat de drang om te kopen werd overstemd door het gevoel van ongewenste gejaagdheid en zenuwslopende onrust, omdat shoppen in combinatie met beperkte tijd simpelweg kut is.
“Fuck die winkels, ik ga wel foto’s maken”, sprak een stem op herkenbare toon in m’n bovenkamer.

In de voorgaande jaren dat ik het Schotse Edinburgh bezocht, zag ik het Scott Monument telkens weer prijken in al z’n eenzaamheid. Als een onwelkome buitenstaander bevond hij zich temidden van een straat vol ‘haute nouveauté’, terwijl niet zij, maar hij daar eerder was dan de later ingerichte nieuwigheden van deze ontoombare machine van toekomstige ontwikkelingen. De donkere gedaante paste simpelweg niet meer in het huidige straatbeeld en de veranderingen van de tijd hadden hem ingehaald, maar weerhielden hem er niet van te doen waar hij goed in was…. Het zijn in al z’n grootsheid.

Alle keren dat ik hem zag wilde ik hem beklimmen, maar eveneens zoveel keer werd ik weerhouden door een nadrukkelijk aanwezig gevoel van angst. Een angst welke zich uitte in de vorm van hoogtevrees belette mij er namelijk telkens weer voor om een daadwerkelijke poging te ondernemen.

En daar stond ik. Geen zin om te shoppen en met een dubbel gevoel tegenover deze oude bekende. Maar deze keer bleek anders dan voorgaande keren. Deze keer werd ik getrokken door mijn liefde voor fotografie en geduwd door de niets nalatende onrust van de drukke winkelstraat.
“Ik weet wel dat het hoog is, maar denk dat het reuze meevalt, zodra ik foto’s ga maken”, sprak ik mijzelf toe.

We kochten twee kaartjes en deden onze intrede aan de voet van deze donkere reus.
Het begin van de 287 treden tellende klim viel best mee, maar toen het trapportaal zich verruilde voor een stenen platform om zo bij de volgende reeks treden aan te komen, werd ik overvallen door een gevoel van botte herkenning welke ik allesbehalve wilde ervaren.
“Niet over nadenken van Oosterwijk, maar gewoon doorlopen, was de doelgerichte woordkeus welke door m’n hoofd weerklonk.
Het 2e trapportaal was smaller dan zijn voorganger en de 3e zorgde er zelfs voor dat beide kanten van mijn schouders met enige regelmaat tegelijkertijd de muren raakten.
Om de zoveel meter kwam er een raamloos raam voorbij welke me bewust maakte van niet alleen de hoogte waarop ik verkeerde, maar ook nog eens het feit dat er zich tussen mij en die gapende afgrond enkel een paar stenen bevond.
“Dat uitzicht moet wel rete goed zijn, wil ik dit ervoor over hebben gehad”, mompelde ik binnensmonds.
Ik zag licht aan het eind van de ‘tunnel’ en wist met een dubbel gevoel dat dit het dubieuze eindpunt zou zijn. Toen ik mij met het nodige handen en voeten werk door de kleine opening had gewurmd en mijn ogen de visuele kaders van oud steen verruilde voor dat van het wonderschone uitzicht wat 60 meter hoogte te bieden had, wist ik dat ik een grote fout had begaan.

Het zweet brak me spontaan uit.
Ik keek naar mijn handen en zag dat deze hevig begonnen te trillen.
Een gevoel van ongekende leegte dook plots op in mijn maag en ook mijn scrotum leek niet ongeroerd te blijven door het geheel aangezien het voelde alsof ie spontaan naar binnen trok. Ik zocht mijn veiligheid bij de muur achter me, drukte mijzelf er zo dicht mogelijk met mijn rug tegen aan en wende m’n blik direct af van de tomeloze diepte tegenover mij.
“Ontzettende stomme mongool dat je er bent”, sprak het psychoanalytische ‘Ich’ met venijnige ondertoon.
M’n iPhone welke verandering in het geheel had moeten brengen, door de mooie beelden die ik ermee had willen creëren bleef onaangeroerd in mijn broekzak. De angst dat ik hem zou laten vallen op deze grote hoogte maakte dat ik geen overbodige bewegingen wilde riskeren.
Ik wilde wel weg, maar wist gewoon niet meer hoe.




“Als het niet gaat, gaan we gewoon weer naar beneden. Zal ik anders voor je uit lopen, zodat ik de weg voor je vrij kan houden?” zei de lieflijke stem van haar die ik compleet vergeten was en ze onderbrak hiermee voor een moment de nachtmerrie waarin ik verkeerde.
Ik wilde niets liever dan ingaan op het aanbod, maar werd ergens tegengehouden door het gemak waarmee zij tegen me sprak. De rust die ze met zich meedroeg en de kalmte die in haar stem te horen was, maakten dat ik me bewust werd van het feit dat ik op die eenzame hoogte de enige bleek te zijn die geleidt werd door deze nadrukkelijke vorm van paniek.
Achter haar zag ik een stelletje staan welke druk bezig waren met het maken van foto’s en zich op geen enkele manier wat van de 60 meter diepte leken aan te trekken.
De aanwezige stem van angst werd voor een kort moment overruled door de kalmte van heldere logica:

“Als zij het kunnen, dan kun jij het ZEKER!”

Alsof ik ontwaakte uit een nare droom, waarvan ik nog steeds de nasleep kon voelen, maar mijzelf wist te overtuigen dat het allemaal niet echt was, begon ik tegen mijzelf te praten:
“Is het een fysieke of is het mentale kwestie?”
Mentaal.

“Dan betekent dat dus ook per direct dat je het kan sturen en de oplossing binnen handbereik ligt.”
Ok.

“Heb je grond onder je voeten?”
Ja.

“Loop je direct gevaar?”
Dat is niet aannemelijk gezien de hoogte van de ommuring die zich tussen mij en de afgrond bevindt.

“Loopt je telefoon gevaar?”
Het waait niet, dus in het ergste geval zou ik hem dan moeten laten vallen, wat niet plausibel is gezien de overdaad aan emotionele waarde die ik eraan toe ken.

De vragen die erop volgden waren van gelijke strekking en zorgden ervoor dat ik grip kreeg op de overload aan gevoel en deze begon te sturen vanuit m’n hoofd om er zo een betekenis aan te geven die het behoorde te hebben.



De tijd had me bij de hand genomen en toen ik klaar was bleken er zo’n 3 minuten verstreken te zijn.
Ik voelde dat ik rustiger was geworden en toen ik naar mijn handen keek zag ik dat deze niet langer trilden. De narigheid in mijn maag was minder intens en het scrotum leek gevoelsmatig weer op de plek te hangen waar deze thuishoorde.
Ik haalde mijn telefoon uit m’n broekzak, liep van de veilige plek naar de ommuring, leunde daar met mijn rug tegen aan en maakte een selfie van mijzelf en het wonderschone uitzicht op de achtergrond.

-Mogelijk is niet wat je kunt, maar wat je wilt-

-Goodbye-

De laatste week.
Daarna is het voorgoed voorbij.
Ik mis je nu al.
Hoezo is het ineens allemaal zo snel gegaan?
Was dit wel de juiste keus?
Heeft het nou echt zo moeten lopen?
Had ik het niet nog even moeten proberen?
Hebben we alles er wel uitgehaald wat erin zat?

Allemaal vragen die de godganse dag door m’n hoofd spoken.
De stemmen van het tegendeel zorgen ervoor dat ik moeilijk in slaap val.
Hoe dichter het eind nadert, des te luider hun stem wordt, waardoor het negeren ervan gewoonweg een onverbiddelijke onmogelijkheid blijkt te zijn.

Maar ergens ben ik er blij van dat het gevoel zo intens is.
Ergens ben ik blij dat de stemmen zo uitermate aanwezig zijn en ik er moeite mee heb om je uit mijn hoofd te krijgen.
Want dat betekent dat je er simpelweg toe deed, doet en voor altijd een plek in mijn herinnering, maar nog meer in mijn hart zal hebben.

Als ik terugdenk aan al mijn vrienden die ik aan je heb voorgesteld, alle feestjes die we samen hebben georganiseerd, de briljante etentjes welke voor de mooiste momenten zorgden, de geweldige nachten waarbij ik in jou altijd de veiligheid wist te vinden en het bijzondere feit dat ik in al die jaren jouw onvoorwaardelijke loyaliteit, warmte en geborgenheid zo levendig heb mogen ervaren.

Ik ga je meer missen dan dat ik me ooit had kunnen voorstellen, maar ondanks dat zal ik je nimmer vergeten..

Bedankt voor alles… Geweldig Huis.

-Zwembad-

“Je bent Gek”,
schreeuwde de stevig uitziende jongen met het Syndroom van Down door het overvolle zwembad, terwijl z’n oogjes samenknepen om zo meer ruimte te creëren voor die fijne glimlach van hem.

Een mooier en oprechter compliment had ik me die dag niet kunnen wensen.
(en gooide hem voor een 2e keer een bal tegen zijn hoofd).

-Wachtkamer-

Op mij en de mevrouw achter de balie na was de muffe wachtkamer in het reeds verouderde ziekenhuis leeg.
De aflatende blik van de balievrouw plus het glazen raampje wat zich tussen ons in bevond, gaf me niet het gevoel dat ik een opening tot gesprek wilde riskeren.
Mijn telefoon had geen bereik, dus facebook, email en online games behoorden, voor de periode dat ik daar zat, niet tot de opties van weloverwogen digitale afleiding.
Ik keek om me heen en zag een tafeltje met tijdschriften staan welke me deden denken aan de dubieus pagina klevende porno die op de toiletten van Harer Majesteits Schepen lag in de tijd dat ik nog als matroos 1 meer dan eens de boel onderkotste, omdat ik altijd zeeziek was (over slechte keuzes gesproken).
De degoutante herinnering plus de gedachte aan een eventuele fysieke inspanning zorgden voor een plots ontstane desinteresse in iedere vorm van schriftelijk vermaak wat buiten mijn handbereik lag.
En zo gebeurde het dat ik terecht kwam in een uit nood geboren moment van lamlendige bezinning en er een onbewust gekozen gedachtestroom op gang kwam in de richting van een filosofisch monoloog.



Links van mij ging een deur open en een groot en stoer uitziende man kwam naar buiten gewandeld.
Naast hem liep de onmiskenbaar kleinere versie van de man, waardoor het duidelijk was dat het zijn zoontje betrof.
De kleine hand van het jochie viel in het niet bij de grote hand van zijn vader die deze lieflijk maar ferm omklemde. Ze liepen langs mij heen en zonder dat er oog contact gemaakt werd zag ik in het voorbijgaan dat de vader ietwat rode ogen had.
Ik volgde hun tred totdat iets ze verderop de hoek omgingen en uit het zicht verdwenen.


Dezelfde deur ging weer open. Nu kwam er een tengere vrouw met een streng gezicht naar buiten. Ze keek me niet aan en zei niks, maar liep direct naar de balie van haar collega en tikte zelfverzekerd met haar knokige vingers op het raampje.
“Doe eens open Ans.”
Het raampje schuurde door het gootje en maakte een geluid wat bij de sfeer van het uitgediende ziekenhuis paste.
Zodra het raampje zijn max aan capaciteit in openheid had bereikt begon de ‘strenge’ vrouw haar relaas te doen.
“Och Ans wat ik nou weer had”, zei ze op griezelig enthousiaste toon.
“Zag je die grote vent daar net weglopen?”
Ans knikte en vroeg wat daarmee aan de hand was.
“Nou. Ik ben met ze in gesprek en toen ie het nieuws kreeg over die kleine van hem begon ie gewoon te huilen joh. Zo’n grote vent. Hahaha. Dat snap je toch niet?”

Toen ze zich omdraaide had het strenge in haar gezicht plaats gemaakt voor de beeltenis van een euforisch kind, wat net de leukste mop van de klas had verteld.
Ze keek in de lege ruimte alsof ze keus leek te hebben uit een afgeladen wachtkamer vol mensen, maar toen haar blik de mijne vond, kwam haar gezicht weer terug in de oude vorm.
“Mijnheer van Oosterwijk?”
“Ja, dat ben ik.”
“Loopt u maar mee.”

Ik stond op en liep achter haar aan terwijl ik nog in een nasleep van mijn filosofische beschouwing zat:

“Zou ze niet weten dat er in dat grote lichaam ook maar gewoon een mens zit?”

-Prudentie-

“Experience is the teacher of all things”
-Julius Caesar-

Ik heb het altijd nodig gehad om eerst iets te ervaren, voordat ik ergens lering uit trok. Vaak resulteerde dat in een keer flink op m’n bek gaan, alvorens ik daadwerkelijk ergens wat van opstook.
Dat zat er van jongs af aan al in.
Ik hoor het mijn ouders nog zo roepen: “Pas op Chris, er zit stroom op dat draad.” Maar ik moest het toch zelf ervaren, door er met die kleine pianofratsers van me aan te zitten, met als resultaat dat ik tot op de dag van vandaag wel uit de buurt blijf van dubieus aangebrachte weiland omheining.

Toen ik jonger was dan dat ik nu ben en een minder gedistingeerde look had dan tegenwoordig, was ik bijzonder negatief en uitte dit meermaals naar de buitenwereld.
Wellicht vreemd om te zeggen, maar het voelde goed om de wereld om me heen af te zeiken. Om overal mijn negatief beladen visie over uit te strooien alsof het het wonderbaarlijke sterrenstof betrof en ze er maar blij mee moesten zijn, want ik was toch ‘eerlijk’?

Eerlijk was ik zeker, maar behulpzaam allerminst.
(Tenminste niet naar hen die het aanging. Later zou blijken dat ik mijzelf op dat moment wel degelijk behulpzaam was).

Hoe negatiever ik werd, hoe meer de wereld om mij heen kromp.
Mijn wereld was zwart/wit en nam afscheid van een ieder die niet in m’n straatje paste, want wie de fuck waren zij? Ik was in de veronderstelling dat ik niemand nodig had en het allemaal heel goed zelf kon redden en deze veronderstelling werd een zelf ontworpen werkelijkheid.

Uiteindelijk kwam ik op het punt dat mijn negatieve uitingen niet langer verzonden werden, maar juist door mijzelf ontvangen. Daar had ik niemand voor nodig en dat hoefde niemand voor mij te doen, want de koers van de zending veranderde met 180 graden en sloeg volledig naar binnen, waardoor ik ongenadeloos hard op m’n bek ging.
Ik voelde me doorweekt van het kutgevoel, alsof ik een duik in het diepe had genomen van de poel der erbarmelijkheid.
Ik voelde me zo slecht dat het tegen het depressieve aanzat.

En weet je wat?
Het was perfect.
Want het gaf me precies wat ik nodig had.
Namelijk een klap op m’n bek en een moment van besef.

Ik had in alle jaren ervoor een wereld om mij heen gecreëerd waarbij op iedereen wel wat aan te merken was.
Waarom?
Omdat ik probeerde te verhullen dat ik simpelweg niet tevreden met mijzelf was. Noem het gerust onzeker. En die onzekerheid projecteerde ik op mijn omgeving.

Het klinkt wellicht vreemd, maar het negatieve gedrag, leverde mij voor een lange tijd iets positiefs op.
Het zorgde er namelijk voor dat ik niet naar mijzelf hoefde te kijken en al helemaal niet met mijzelf aan de slag hoefde te gaan, want het lag toch allemaal aan een ander. De verantwoordelijkheid legde ik op die manier volledig buiten mijzelf en ik vond dat het daar wel goed lag. Ver buiten het bereik van mijn eigen inzicht.
En daar waar één-oog eerst koning was in het land der blinden, werd hij uiteindelijk teruggeworpen als nar aan het hof van zijn eigen onzekerheden.

Als ik mij niet langer meer kut wilde voelen, dan moest ik een concrete verandering doorvoeren in het patroon wat ik voor mijzelf door de jaren heen vervaardigd had.

And so I did..

Het was een lang traject, waarbij er voor mij een hoop duidelijk werd. Niet alleen waarom ik dit gedrag liet zien, maar ook wat het me zowel in positieve als negatieve zin had opgeleverd. En vooral dat laatste aspect maakte me een hoop duidelijk.
Uiteindelijke leerde het me me twee essentiële dingen:
1. Wie ik niet meer wilde zijn.
2. Wat ik niet meer wilde doen.

We kunnen meer dan dat we zelf vaak denken en zodra we erachter komen dat het iets is wat er in ons hoofd afspeelt, betekent het, dat we er van kunnen maken wat we zelf willen. We zijn immers baas over ons eigen brein.

Hoe doe ik dat heden ten dage?

Over iedere persoon die ik zie kan ik minimaal 10 negatieve punten benoemen. Een eitje en ik draai er m’n hand niet voor om.
Maar als je 10 negatieve punten kan noemen, lukt het je ook zeker wel om minimaal 3 positieve punten te noemen. Dus waarom zou je het accent dan niet leggen op het datgeen wat positief is?

Vanaf het moment dat ik mij focuste op dat laatste gebeuren er standaard drie dingen:

1. Ik geef iets positiefs weg.
2. Ik krijg er iets positiefs voor terug (want de ander voelt zich goed, waardoor ik mij ook goed voel).
3. Er ontstaat een prettige sfeer/energie.

Dus…

Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan?